De trots van Galapagos: het Darwinvinkje

Getty Images

Op 24 november 1859, verscheen Charles Darwin's meesterwerk 'Over het ontstaan der soorten'. Oud-Artis-directeur Maarten Frankenhuis over het vogeltje waar alles mee begon.

Het is een vogeltje van niks, eigenlijk. Het Darwinvinkje. Nauwelijks tien centimeter groot en meestal donkerbruin tot zwart van kleur. Ik had al zo'n 50 jaar met enige regelmaat Darwin- of grondvinken op beeldmateriaal zien passeren, maar toen ik ze voor het eerst op Galapagos zag, was het toch nog verrassend dat het zulke onaanzienlijke grauwe vogeltjes zijn. Kennelijk wordt alles wat de naam Darwin draagt, in mijn gedachten en dromen groter, veelvormiger en kleurrijker. Wonderlijk genoeg heeft juist deze onopvallende vink‚ samen met de luidruchtige spotlijster‚ Charles Darwin op het spoor gezet van het evolutieproces.

Bloeddorstig vogeltje

Hoe kwam de Darwinvink op de Galapagos-eilanden? Wetenschappers zijn het er inmiddels over eens dat een circa 750.000 jaar geleden overgewaaide grasvink uit het Zuid-Amerikaanse vasteland de verantwoordelijke stamvader was. Door de jaren heen ontstonden verschillende grondvinkvarianten op Galapagos. Een daarvan leeft behalve van zaden ook van huidparasieten, die een plaag zijn voor de schildpadden, leguanen en jan-van-genten. Op het afgelegen Wolfeiland, waar de jan-van-genten door een bloedzuigende luis worden geteisterd, gaat de plaatselijke grondvinkvariant nog een stapje verder. Hij heeft de smaak van bloed leren kennen en doorboort nu dan ook actief de huid van zijn favoriete jan-van-gent (booby) om zich te goed te doen aan zijn bloed. Een andere afgeleide vink, de woodpecker finch, bedient zich van afgebroken cactusnaalden om insecten uit spleten in bomen te peuteren.

Maar het meest in de schijnwerpers staan de Darwinvinken, met hun grote variatie in snavelgrootte en -vorm. Ze zijn er met forse brede snavels (om harde zaden mee te kraken), dunne gebogen snavels (om cactusbloemen mee te lijf te gaan), dunne pincetvormige snavels (voor insecten) en vlijmscherpe snaveltjes (geschikt om de huid van jan-van-genten te doorboren). De snavelvorm varieert per soort en is in hoge mate erfelijk.

Darwin bedacht dat als de leefomstandigheden van de vogels veranderden, ook de vorm van hun snavels veranderde. Dat gebeurde bijvoorbeeld als door klimaatverandering het voedselaanbod anders werd. Een vogeltje met een iets gunstiger gevormd snaveltje had in de nieuwe omstandigheden meer overlevingskansen, kon zich daardoor voortplanten, en kon dus zijn eigenschappen doorgeven. Zo ontstonden nieuwe soorten. Alle Darwinvink-soorten vertonen nog steeds wel grote overeenkomsten in nestbouw, hofmakerij, territoriaal gedrag en zang. De meeste soorten kunnen nog steeds onderling kruisen en vruchtbare nakomelingen opleveren.

Woest en ledig

Goethe schijnt ooit te hebben uitgeroepen: Eerst Napels zien en dan sterven! Duidelijk blijkt hieruit dat Goethe nooit de Galapagos-eilanden heeft bezocht. Want wat voor een moslim de hadj naar Mekka is, en voor een vrome katholiek een audientie bij de Paus, zo voelde voor mij de eerste ontmoeting met Galapagos. De indrukwekkende vulkanische eilanden die als gotische kathedralen uit de Grote Oceaan oprijzen, het unieke dierenleven en natuurlijk de voetsporen van Darwin, maken een bezoek tot een onvergetelijke ervaring. In sommige desolate landschappen besef je voor het eerst de betekenis van het 'woest en ledig' uit het Bijbelboek Genesis.

Galapagos, ten westen van Ecuador, bestaat uit dertien grote en meer dan honderd kleine eilanden, sommige nauwelijks meer dan een rotsachtig voetbalveld. Op slechts vijf ervan wonen mensen. Doordat Galapagos nooit met het vasteland verbonden is geweest, landroofdieren de eilanden niet wisten te bereiken en de mens pas kort geleden zijn desastreuze invloed kon doen gelden, kon er een in biologisch opzicht unieke samenleving ontstaan.

Reusachtige landschildpadden

De planten en dieren op de eilanden zijn vooral afkomstig van de kusten van Zuid-Amerika. Hoe zijn ze er gekomen? De afstand vanaf het vasteland‚ bijna duizend kilometer, is makkelijk te overbruggen voor goed vliegende en zwemmende zeevogels als meeuwen, fregatvogels, pelikanen en jan-van-genten.

Ook de aanwezigheid van zeeschildpadden, zeeleeuwen en pinguins (de laatsten zijn ooit helemaal van de zuidpunt van het continent komen aanzwemmen) mag geen verbazing wekken.
Gaat het om insecten, kleine zangvogeltjes, duiven en reptielen, dan moet een andere verklaring worden gezocht. Van landvogels en insecten kun je je nog voorstellen dat een sterke aflandige wind de dieren naar een van de eilanden heeft geblazen. De reptielen hebben de oversteek vermoedelijk gemaakt op vlotten van planten, struiken en bomen die zijn losgeraakt van oevers op het vasteland.

Van zowel de spotvogels als de Darwinvinken, maar ook van de reuzenschildpadden, leguanen, hagedissen en slangen meent men de stamvorm op het vasteland te herkennen.
Bijzonder is bovendien dat de dieren op Galapagos zich niet alleen hebben aangepast aan de omstandigheden ter plekke, maar dat enkele zich ook hebben verspreid naar andere eilanden van de archipel. En telkens weer hebben ze zich onder invloed van de nieuwe omgevingsfactoren ontwikkeld tot aparte (onder)soorten.

Zo is een vermoedelijk kleine landschildpad geevolueerd tot een reus van soms wel tweehonderd kilo, met karakteristieke anatomische vormen per eiland, en ook nog eens aparte modellen voor het hoogland en voor de lager gelegen gebieden. En de van oorsprong groene Zuid-Amerikaanse leguaan heeft zich ontwikkeld tot een echte grondbewoner met een roestbruine camouflagekleur, en van daaruit tot een uitstekend bij de zwarte lavaformaties passende leguaan die voor zijn voedsel helemaal is aangewezen op de algen onder water. Weliswaar zijn het behendige zwemmers, maar na enkele minuten in het koude zeewater van de Humboldtstroom moet er weer breeduit worden opgewarmd op het land.

Hongerige zeerovers

Hongerige walvisvaarders, zeerovers, ontsnapte en losgelaten honden, katten, ratten, varkens en geiten: ze hebben op Galapagos onherstelbare schade aangericht. Wat ze te pakken konden krijgen, werd opgegeten; jonge en volwassen dieren, eieren van vogels en schildpadden, schaarse planten. Sommige inheemse en unieke diersoorten zijn daardoor voorgoed verdwenen.

In de afgelopen decennia hebben de autoriteiten kans gezien de meeste eilanden rigoureus te ontdoen van schadelijke nieuwkomers. Ook is de toeristenstroom aan strenge regels gebonden, zodat de unieke flora en fauna van dit Werelderfgoed zo min mogelijk te lijden hebben van vervuiling en verstoring.

Soms komt het gevaar uit onverwachte hoek. Zo worden de inheemse vogels op de eilanden op dit moment bedreigd door vogelmalaria. Insecten die met de excursieboten meereizen, kunnen ziektes en parasieten overbrengen naar plekken en naar diersoorten waar ze vroeger onbekend waren. Dan begrijpt u meteen waarom tijdens de reis nu en dan een stewardess of matroos met de spuitbus uw bagage, luchtwegen en kapsel te lijf gaat. Om dezelfde reden verlaten de schepen die de eilandengroep bezoeken, het vasteland niet in de avond: dan zijn ze verlicht en daarmee een aantrekkelijk object voor insecten.

De schade kan soms zelfs heel onverwacht uitpakken. Door de grootschalige vraat door geiten bleef er voor de nesten van de reuzenschildpadden te weinig schaduw over. Het resultaat was te warme eieren en‚ omdat bij veel reptielen het geslacht van de nakomelingen door de broedtemperatuur wordt bepaald‚ een overmaat aan vrouwelijke dieren. Dat geeft natuurlijk onrust. Anderzijds zijn in sommige streken nog maar zo weinig dieren over, dat meermalen werd waargenomen dat gefrustreerde volwassen reuzenschildpadmannetjes jonge mannetjes of zelfs afgeronde brokken basalt bestegen. 't Is niet onmogelijk dat er nog tweehonderd kilo zware hoogbejaarde reuzen leven die in hun jeugd de jonge Darwin hebben gezien, toen deze in 1835 hun eilanden aandeed.

Auteur