Mag ik een renteloze lening verstrekken?

Fiscaal foefje sinds kort beperkt

Getty Images

Een paar jaar geleden hebben wij aan onze zoon een geldlening verstrekt om hem te ondersteunen bij de aankoop van zijn huis. Over deze lening zouden wij volgens onze boekhouder geen rente te hoeven berekenen, onder de voorwaarde dat deze lening altijd onmiddellijk opeisbaar zou zijn. Ik heb begrepen dat dit vanaf 2010 niet meer mogelijk is. Klopt dat?

Over een schenking is - afhankelijk van de hoogte - schenkbelasting verschuldigd. Geldleningsovereenkomsten zoals bij u en uw zoon werden in het verleden tussen ouders en kinderen regelmatig opgesteld in een overeenkomst met zodanige voorwaarden dat de lening formeel direct opeisbaar was, maar waarbij partijen wisten dat in werkelijkheid van de mogelijkheid tot opeisen geen gebruik zou worden gemaakt. De fiscus kon zich er in vinden dat er in dat geval geen sprake was van een schenking. Bij de wijzigingen van de Successiewet, die per 2010 in werking zijn getreden, is hier een stokje voor gestoken. Een renteloze lening, die binnen een jaar opeisbaar is, wordt vanaf dat moment als een schenking (van het vruchtgebruik) gezien, d.w.z. voor de toepassing van de Successiewet wordt de verstrekker van de lening (u) geacht van dag tot dag het vruchtgebruik (6% van de hoofdsom) te hebben geschonken aan de schuldenaar (uw zoon). Dit hoeft uiteraard niet tot belastingheffing te leiden, wanneer deze 6% niet meer bedraagt dan de jaarlijkse vrijstelling van € 5.000.

Voorbeeld
Vader verstrekt een direct opeisbare renteloze lening aan zijn zoon van € 100.000. Voor toepassing van de Successiewet wordt de vader geacht van dag tot dag het vruchtgebruik aan de zoon te hebben geschonken. De schenking bedraagt € 6.000 (6% van € 100.000). Hierop komt de jaarlijkse vrijstelling van € 5.000 in mindering, zodat hij € 100 schenkbelasting moet betalen (10% van € 1.000).

Er is op dit punt geen overgangsrecht. Om problemen op het gebied van de schenkbelasting te voorkomen, kan het daarom verstandig zijn om de geldleningsovereenkomst aan te passen door alsnog een rente van 6% overeen te komen. Wanneer de geldleningsovereenkomst zo wordt aangepast dat niet meer sprake is van een direct opeisbare geldlening (binnen een jaar), is het afspreken van een zakelijke rentevergoeding voldoende.

Wanneer overigens voldaan wordt aan de voorwaarden van de zogenoemde ‘eigen woningregeling’ in de inkomstenbelasting is deze rente mogelijk aftrekbaar voor uw zoon als hypotheekrente in box 1.

Auteur