Een gemeente moet bij iedere cliënt nauwkeurig vaststellen hoeveel hulp er volgens de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) nodig is. Een algemeen doel zoals 'een schoon huis' is niet voldoende. De gemeente moet concreet vaststellen hoeveel daar voor nodig is.
Dat blijkt uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep tegen de gemeente Steenbergen. Deze Brabantse gemeente indiceert bij de huishoudelijke ondersteuning niet een bepaald aantal uren, maar beschrijft het beoogde resultaat: een schoon en leefbaar huis. In de indicatie, dat is de afspraak tussen gemeente en de cliënt, staat dus niet het aantal uren ondersteuning. De zorgaanbieder, bijvoorbeeld de thuiszorg, maakt op basis van de indicatie een plan. Voor iedere kamer zet de zorgverlener op papier wat ze gaat doen, wie dat gaat doen en hoe vaak. Ook hier staat niet om hoeveel uren het gaat.
Andere werkwijze
De Centrale Raad van Beroep heeft deze manier van indiceren nu afgekeurd. Het betekent dat veel gemeenten hun werkwijze moeten aanpassen. Zij moeten tijdeenheden – minuten, kwartieren of uren – opnemen in hun indicatie, zodat cliënten weten waar ze aan toe zijn. Ook komen er extra eisen aan het onderzoek waarop de indicatie is gebaseerd. Het is niet voldoende als de gemeente overlegt met een zorgaanbieder en cliëntenraad. De gemeente moet de concrete hulpvraag van een burger onderzoeken en dat vastleggen in een aantal uren.
Ouderenorganisatie ANBO schat dat honderden gemeenten hun beleid moeten aanpassen. Dat kan enige tijd duren, maar cliënten in de Wmo hoeven niet meer te accepteren dat de gemeente een indicatie geeft voor 'een schoon huis'.
- Anbo.nl/wmo
- Uitspraken.rechtspraak.nl/