Frank van Rijn fietst door Oman

Getty Images

Aan vragen onderweg geen gebrek. Want welke man kan nou zonder de luxe van een auto? In Oman trekt fietsreiziger Frank van Rijn verbaasde blikken.En iedereen stopt hem dadels toe, veel dadels.

In het dorpje Barut nodigt een man me uit op de koffie. Wat later zit ik in zijn

Getty Images
ruime kamer op een dik tapijt met een kussen in mijn rug. Langs de wanden liggen nog meer kussens en tegen de muur staat een televisiescherm zo groot als De Nachtwacht. Achmed, mijn gastheer, plaatst een dienblad voor me met een schaal dadels. Hij vertelt me dat hij afwisselend twee weken thuis is en twee weken naar olie boort in het zuiden van Oman. “Eet meer dadels!”, zegt hij als ik er een stuk of vijftig op heb. Bij zeventig hou ik het echter voor gezien. “Koffie?” vraagt hij en zonder mijn antwoord af te wachten schenkt hij twee kleine kopjes halfvol. Gezamenlijk drinken we de zwarte vloeistof zonder suiker, waarbij Achmed opmerkt: “Omdat de dadels zo zoet zijn, drinken we de koffie bitter.”

“Heb je weleens van Wadi Dhum gehoord?” vervolgt hij. Ik antwoord bevestigend, want voor die canyon, dicht achter het dorpje, ben ik hierheen gekomen. Na een tweede kop koffie springt Achmed op en zegt: “Kom mee naar de wadi.” Hij loopt naar zijn auto. “Hoe ver is het?” vraag ik.“Een kilometer.” “Dat kunnen we wel lopen.” “Met de auto is het comfortabeler.” Enige honderden meters laat hij zijn fourwheeldrive over keien zo groot als grapefruits en pompoenen hobbelen, waarbij we dooreengeschudschud worden als de astronauten van de Apollo 13. Dan wordt het zelfs Achmed te comfortabel. Hij parkeert zijn voertuig naast een paar auto’s met nummerplaten van Oman, maar ook van Dubai en Abu Dhabi. “Hier komen veel toeristen”, licht Achmed toe, “want in de kloof bevindt zich een waterpoel.” We lopen de schilderachtige canyon in waar zich links en rechts steile rotswanden verheffen. “Als het hard regent moet je hier niet wezen, want dan spoelt er een vloedgolf door de canyon”, zegt hij. “Als die zondvloed voorbij is, blijft er op de lage plaatsen water staan – daar danken we die mooie waterpoel aan.”

Visioenen van een vliegende schotel
Onder het praten loopt Achmed naar de rechterwand van de kloof en wijst op een vlak stuk rots met primitieve tekeningen van viervoetige dieren, sommige met berijders. “Heel oud”, merkt Achmed op. “En kijk hier!” Hij wijst op een mensachtige rechtopstaande gedaante met een soort fietshelm op. “Een astronaut!” “Een astronaut?” vraag ik verbaasd. “Daar lijkt het in ieder geval op.” “Ja, nu je het zegt...” In gedachten zie ik prehistorische lieden lopen, gekleed in schapenvacht en met een knuppel in de hand. Dan opeens verschijnt er een vliegende schotel, die met veel geraas en in oogverblindend licht op het plateau boven de canyon landt. Logisch dat de bewoners van 5000 voor Christus daar even van stonden te kijken. En dat de mannetjes die uit de schotel kropen de kunstenaars onder hen inspireerden tot het maken van natuurgetrouwe afbeeldingen op de rotsen.

Nog een zak dadels, om mee te nemen

Getty Images

Een eind verder komen we bij een heldere blauwgroene waterpoel. Mannen in zwembroek plonzen in het water en vrouwen, voor zover die zijn meegekomen, zitten geheel ingepakt in hun zwarte kleding geduldig toe te kijken. “Wil je ook zwemmen?” vraagt Achmed. “Te nat”, antwoord ik, “maar ik heb een leuker idee. Laten we verderop uit de canyon klimmen en over de rand teruglopen.” Als we na een flinke klauterpartij boven de kloof staan, zegt Achmed: “Hier ben ik nog nooit geweest.” “O, dus je woont hier nog maar twee weken?” “Mijn hele leven.” Blijkbaar is er een ‘crazy Dutchman’ voor nodig om Achmed de wonderen van zijn eigen land te tonen. En die wonderen zijn groot, want niet alleen hebben we prachtige uitzichten naar beneden in de wadi, maar ook steekt er op de achtergrond een majestueuze rotsberg boven het omringende bergland uit. Terug bij Achmed thuis krijg ik opnieuw dadels met koffie. Dan schrijft hij op een papiertje het nummer van zijn mobiele telefoon en belooft me te hulp te snellen als ik ooit in de problemen mocht komen. Als ik antwoord dat ik geen mobiele telefoon heb, vraagt hij verbaasd: “Maar hoe blijf je dan in contact met thuis?” “Zelfs met een mobiele telefoon is dat lastig. Want als ik naar huis bel, neem ik niet op omdat ik niet thuis ben.” Hoofdschuddend om zulk primitief gedoe geeft hij mij voor onderweg een grote zak dadels mee. De volgende dag fiets ik langs een heuvel waarop op een rij een stuk of tien kleine torentjes staan. Dat zijn de zogenaamde bijenkorf-tomben, oeroude graven die helaas allemaal beschadigd zijn door grafrovers. Er staat echter nog genoeg van overeind om de klim naar de top van de heuvel te rechtvaardigen. Een steile hoge rotsberg op de achtergrond maakt de graven nog indrukwekkender.

Bebaarde mannen, zo uit het Oude Testament
Over een gravelweg langs een ruige bergketen fi ets ik naar Al Rumaylah, waar ik

Getty Images
op een kleed onder een boom een groep bebaarde mannen zie zitten die zo uit het Oude Testament lijken te zijn gestapt. Te oordelen naar de broden, de schaal met dadels en de thermosfles zijn ze bezig met hun ontbijt. Als ik langs kom rijden, wenken ze: “Come! Eat!” Ik neem plaats op het kleed en dan vertelt een man die me aan Noach doet denken, dat ze buschauffeurs zijn en zojuist kinderen uit de omgeving naar school hebben gebracht. Dat is weer wat anders dan een boot volstouwen met dieren. Terwijl ik mij met de dadels bezighoud en zo nu en dan een slokje bittere koffie neem, vertel ik dat ik op de fiets uit Dubai kom. Die mededeling leidt hier steevast tot grote verbazing, want een volwassen Omani zou zich op een fiets te pletter generen. Die kruipt in een auto. “En waar gaat de tocht heen?” “Naar Salalah.” “Op die fiets??” Uit onbegrensde bewondering voor zo’n geweldige onderneming haalt een van de mannen een plastic zak tevoorschijn en leegt er de schaal dadels in. “For you”, zegt hij. Als dat zo doorgaat, kan ik straks een dadelwinkel beginnen.

Toeristen bij volle maan
Bij Raz el Jinz, het meest oostelijke plekje van Oman, komen ’s nachts schildpadden het strand op om eieren te leggen. Die zijn niet van het type dat je in je tuin laat rondscharrelen. Als je zo’n dier een kwartiertje zijn gang laat gaan, ploegt het je hele tuin om. Kanjers zijn het. Een eindje van het strand bevindt zich het schildpadmuseum, waar helemaal niets te zien is. “Nog niet klaar”, zegt de dame achter de balie, “maar u kunt vanavond om negen uur mee met een rondleiding over het strand.” Ik teken in voor de excursie en zie ’s avonds tot mijn verbazing veertig Europese toeristen. We mogen alleen fluisteren van de gids en geen zaklantaarn gebruiken, want dan raken de schildpadden gedesoriënteerd. Gelukkig geeft de bijna volle maan flink wat licht. “Als er geen maan is, komen er veel meer schildpadden uit zee. Dus dan is het veel spectaculairder, behalve dan dat je niets ziet”, zegt de gids. “Stil nu en loop voorzichtig achter me aan.” Wat later staan we om een schildpad van ruim een meter heen. Het beest zit in een zelf gegraven gat van twee meter diameter en een meter diepte. Met zijn voorpoten geeft het om de paar tellen een enorme zwieper, waardoor er vrachten zand naar achteren vliegen. “Ze heeft zojuist eieren gelegd en begraaft die”, legt de gids uit. “Die komen later vanzelf uit. Meestal legt een schildpad zo’n honderd eieren per keer en dat driemaal per jaar.” “Dan krijgt één zo’n beest dus driehonderd nakomelingen per jaar. Dat wordt hier dringen in 2025”, merk ik op in een poging scherpzinnig te lijken, maar de gids licht toe dat gemiddeld slechts twee tot drie van de duizend eieren uiteindelijk een volwassen schildpad opleveren. De rest wordt opgevreten door vossen, vogels en vissen. “Met dat gemiddelde blijft de schildpaddenstand op peil”, voegt hij eraan toe. Tot elf uur sjouwen we over het strand en krijgen behalve drie grote schildpadden ook een stel jonkies van een paar centimeter te zien, die juist uit hun ei zijn gekomen. Voor die ukkies is het zaak om zo snel mogelijk de zee op te zoeken, maar sommige gaan de verkeerde kant op. “Die drogen morgen uit in de zon”, zegt de gids. “Helpen doen we ze niet, want hier moet de natuur zijn gang gaan.” Als de excursie voorbij is, gaan de toeristen naar hun hotel van 160 euro. Ik zet een eind verderop voor nul euro mijn tent op.

Attractie: picknick in de regen
Salalah en de relatief smalle kuststrook ten zuiden van het Dhofargebergte hebben in de zomer een heel ander klimaat dan de rest van het land, want dan hangt er veel bewolking, waar regelmatig regen uit valt. Dat is het hoogseizoen en dan komen Omaanse en vooral Saoedische toeristen van de grauwe luchten genieten. Voor hen is dat net zo bijzonder als zon voor IJslanders. Picknicken in de regen is de grootste attractie. Ten gevolge van dit vochtige klimaat zie je hier veel groen en groeien er kokos palmen in plaats van dadelpalmen. Omdat mijn fietstocht naar het zuiden ten einde is, trakteer ik mezelf bij een fruitstalletje op een kokosnoot zo groot als een rugbybal. De verkoper kapt de top eraf en steekt er een rietje in. Ik zuig het sap op, dat vol vitaminen zit, en prijs me gelukkig dat ik hier in de winter ben, de droge zonnige tijd. Bij een strakblauwe hemel en een temperatuur van 22 graden is deze winter best te overleven.

Getty Images

FRANKS TIPS VOOR DE FIETS-AVONTURIER

• “Ik heb deze reis in december en januari gemaakt. De temperatuur is dan redelijk, hoewel wat laag, terwijl het in de zomer wel 40 ºC kan worden. Het weer is doorgaans helder. Alleen zijn de dagen vrij kort, omdat het ook in Oman winter is.”

• “Oman is over het algemeen een erg veilig land. Er zijn niet voldoende hotels om elke dag fietsend te bereiken, bovendien zijn ze duur. Daarom raad ik aan een tent mee te nemen. De bevolking vindt het prima als je bij ze kampeert en ook wild kamperen is vrijwel overal toegestaan. Vooral in de bergen is dat fantastisch.”

• “Neem voldoende water mee, want veel beekjes zijn er niet. Zorg ook altijd voor voedsel voor een paar dagen en in de winter voor warme kleding en een warme slaapzak.”

• “Op de Reise Know How Landkaart van Oman (in het Engels en Duits, prijs €10,50), is goed te fietsen. Ook de reisgids The Bradt Travel Guide Oman(€20,99) kan ik aanraden. Beide zijn onder andere verkrijgbaar bij boekhandel Stanley & Livingstone in Den Haag.”

Tekst en foto’s Frank van Rijn

Tip! Bekijk hier ook de Plus lezersreis naar Oman en Dubai!

Auteur