Digitale fotocamera’s: 8 punten om op te letten

Getty Images

Digitale fotocamera’s worden steeds beter. Maar wat heb je echt nodig om mooie plaatjes te schieten?

Er zijn ruwweg twee categorieën digitale fotocamera’s: compact en spiegelreflex. Spiegelreflexcamera’s zijn bedoeld voor de meer ambitieuze amateur- en professionele fotograaf die alles zelf wil kunnen regelen: tot aan de keuze van de lens toe.

Compacte camera’s zijn handig om snel momenten en gebeurtenissen vast te leggen, zonder diepgaande kennis van de kunst van het fotograferen: ‘point and shoot’, oftewel richten en schieten. Dat wil niet zeggen dat de kwaliteit van de foto’s hieronder lijdt. Deze is wel wat minder dan bij de duurdere spiegel­reflexcamera’s, maar nog altijd meer dan voldoende voor mooie afdrukken op fotopapier of voor vertoning op computer, tv en in digitale foto­lijsten.

1. Megapixels

Wat is belangrijk als je een digitaal fototoestel wilt kopen? Ten eerste is dat het aantal megapixels. Dit zijn de beeldpunten waaruit een foto is opgebouwd. Hoe meer megapixels, hoe scherper de foto.

Jarenlang was er een race tussen producenten om camera’s met steeds meer megapixels op de markt te brengen. Een groot aantal megapixels maakt grote foto-afdrukken mogelijk, bijvoorbeeld op poster­formaat. Maar aan een camera met 12 tot 15 megapixels heb je daarvoor al meer dan genoeg.

2. Lens en beeldsensor

Minstens zo belangrijk zijn de lens en de beeldsensor. Duurdere camera’s hebben gewoonlijk betere lenzen en daarmee maak je betere foto’s. De beeldsensor zet licht om in digitaal beeld. Een grotere sensor betekent betere kwaliteit. De meeste camera’s hebben een sensor met een formaat van 0,4 tot 0,5 inch (1 inch is 2,5 cm).
lens

3. Inzoomen

Belangrijk is ook hoe het inzoomen in z’n werk gaat. Een onderwerp dichterbij halen kan namelijk optisch of digitaal. Bij optisch inzoomen wordt met behulp van de lens gezoomd. De beeldkwaliteit heeft daar niet onder te lijden. Bij digitale zoom wordt de opname uitvergroot. Dit geeft vaak matige resultaten. Een optische zoom van 4 tot 7 maal is voldoende.

4. Beeldstabilisator

Is de zoomwaarde hoger, dan kan een beeldstabilisator handig zijn. Deze zorgt ervoor dat trillingen van het toestel worden gecompenseerd: geen ‘bewogen’ foto’s.

5. Sluitertijd

De sluitertijd is de tijd waarin het licht op de beeldsensor valt. Wil je foto’s maken in situaties met veel beweging, zoals sport, dan is een sluitertijd van 1/2000 seconde of minder aan te raden.

6. Serieopname

Handig is dan ook een toestel dat een serieopname kan maken, zodat je snel een hele reeks foto’s achter elkaar kunt schieten.

7. Diafragma

Verder is er nog het diafragma. Bij voldoende licht kun je met alle ­digitale camera’s wel goede foto’s maken. Is er weinig licht, dan heb je een toestel met een klein diafragma­getal nodig. Meestal wordt het ­diafragma aangegeven met de letter F en daarna een getal, bijvoorbeeld 2.8 of 3.5 of hoger. Hier geldt dus: hoe lager, hoe beter.
camera

8. Lcd-scherm

Veel camera’s hebben aan de achterzijde een lcd-scherm. Daarop kun je zien wat je in beeld hebt én foto’s bekijken die je al gemaakt hebt. Het lcd-scherm wordt ook gebruikt om de instellingen van de camera te veranderen. Het is dus belangrijk dat je goed zicht hebt op het lcd-scherm. Een kantelbaar scherm is handig: daarmee heb je vanuit iedere hoek zicht op je onderwerp en kun je de zon beter afschermen.

Foto’s bewaren

Foto’s worden opgeslagen op een ­losse geheugenkaart. Hoeveel foto’s op zo’n kaartje passen, hangt af van het aantal gigabyte (GB) van de geheugenkaart. Voor gewoon gebruik heb je aan 8 GB genoeg. Afhankelijk van de kwaliteit van de foto’s kun je daar 1000 tot wel 3000 foto’s op kwijt (meer megapixels betekent meer geheugenruimte per foto). Voor de meeste mensen is dit ruim voldoende.

De foto’s kun je van de geheugenkaart overzetten op je computer. Daarna kun je de lege kaart opnieuw gebruiken. Het is verstandig altijd een of meer extra geheugenkaarten aan te schaffen, voor het geval de kaart vol raakt tijdens gebruik.

Comprimeren

Om geheugenruimte te besparen worden foto’s op de meeste camera’s gecomprimeerd (samengeperst) opgeslagen als JPG-bestand. Dit vermindert wel de kwaliteit van de foto’s enigszins.

Alleen bij camera’s die foto’s kunnen opslaan in RAW-formaat (zonder comprimeren) blijft de oorspronkelijke kwaliteit van het beeld bewaard. Dit gebeurt alleen bij camera’s uit de duurdere klasse voor (semi)professioneel gebruik.

En wat kost dat?

  • De goedkoopste digitale foto­camera’s (tot zo’n €200) hebben weinig instelmogelijkheden. Ze maken gebruik van automatische scherpstelprogramma’s waarbij alle instellingen met één druk op een knop of touchscreen automatisch worden geregeld.
  • Van €200 tot €300 euro heb je een camera met een betere lens en meer zoomopties.
  • Van €300 tot €600 kun je kiezen uit een ‘high end camera’ (met een goede lens), een ‘bridge camera’ (hoog zoombereik, betere sluitertijd, beter diafragma) of een ‘systeemcamera’ (compact toestel met verwisselbare lens). Deze camera’s zijn grotendeels zelf in te stellen en bedoeld voor de meer veeleisende gebruiker.
  • Boven de €600 kom je terecht bij de digitale spiegelreflexcamera’s. Niet compact maar met een hoge kwaliteit, veel instelmogelijkheden en verwisselbare lenzen.
Bron 
  • Plus Magazine