Veranderen door uw kleinkind. Is dat echt mogelijk? Ja dus. Journaliste Lisette Thooft vertelt wat zij leerde van haar kleinkinderen.
- Heeft u ook iets van uw kleinkinderen geleerd? Klik op de knop Reageer hierboven en laat uw eigen verhaal achter!
Er zijn ouders die met hun kinderen spelen. Ze zitten bij de zandbak. Ze bakken zandtaartjes. Of kruipen rond in de zelfgebouwde hut in de zitkamer. Maar ik heb nooit met mijn kinderen gespeeld toen ze klein waren. Ik had het altijd veel te druk. Het grootste deel van hun jeugd was ik een werkende alleenstaande moeder; dat verklaart natuurlijk wel iets. De hele dag zat ik te typen en als ik niet aan het werk was, poetste ik het huis. Mijn kinderen moesten zichzelf bezighouden als ze thuiskwamen van crèche of school. De waarheid is: al was ik gelukkig getrouwd geweest met een miljonair en had ik een stoet bedienden gehad, dan had ik nog niet met mijn kinderen gespeeld. Dat kon ik namelijk helemaal niet, spelen.
Spelen betekent dat u iets doet dat geen nut of belang heeft. U doet het alleen maar voor de lol, vanwege het plezier van het spelen zelf. Ik daarentegen was altijd bezig met iets nuttigs of belangrijks. Als ik niet aan het werk was, voelde ik me ongemakkelijk. Er moest toch geld verdiend worden! Ik wilde me alsmaar bewijzen. Want als je niet voortdurend op je tenen loopt en je uiterste best doet, waar blijf je dan? Die levenshouding was voor mij zo normaal dat ik er niet over nadacht. Zo was mijn leven gewoon – altijd bezig, altijd druk.
Toen kwamen mijn kleinkinderen: Jaya, die nu vierenhalf is, en Alek, zijn zusje van tweeënhalf. Ik heb nog een kleinkind, maar van deze twee ben ik oppasoma, zoals zoveel grootouders van mijn generatie. Elke woensdag komen ze bij mij en tussendoor ook vaak. Ik ben 57 jaar en nog steeds een hardwerkende kleine zelfstandige. Maar als mijn kleinkinderen komen, wil ik er helemaal zijn voor hen. Je gaat die kostbare tijd met hen toch niet volstoppen met je eigen dingen? Straks zijn ze weer weg.
Het was behoorlijk wennen. Ik weet nog goed hoe ik in het begin bevangen werd door een soort lichte wanhoop. Acht uur lang geen krant lezen, geen e-mail checken, geen werktelefoontjes afhandelen, geen belangrijke dingen doen – help! Hoe kom ik er doorheen? Voortdurend keek ik op mijn horloge. De tijd kroop voorbij. Terwijl ik peuterboekjes voorlas, de houten treinbaan opzette of op een stoeltje bij het speeltafeltje zat te kijken hoe ze tekenden of knutselden, kreeg ik vaak onbedwingbare gaapneigingen. Het was net of mijn brein zichzelf signalen stuurde: ‘Hier gebeurt niets van enig belang, schakel maar uit.’ Soms sukkelde ik letterlijk in slaap, op de bank. Maar dat pikten ze niet. “Oma!” riep Jaya dan boos. “Niet slapen! Je moet me helpen!” Met spelen, bedoelde hij. Dan voelde ik me schuldig en hees ik mezelf weer overeind.
Muziek werkte goed. Als we een cd luisterden met kinderliedjes, kon ik meezingen – knappe oma die bijna alle liedjes kent – en klapten we alledrie op het juiste moment in onze handjes, raakten onze hoofden, schouders, knieën en tenen aan, stapten in het rond of dansten hand in hand. Eindeloos dezelfde liedjes, dat gaf helemaal niet: zo fijn was het om het enthousiasme van de kinderen te zien. Ook ging ik steeds meer genieten van de creativiteit die ik bij de kinderen zag, de vrijheid die ze hebben in hun bewegingen. Hoe ze plotseling hun spel kunnen veranderen, een nieuw element inbouwen, de boel omgooien, met grote pret. Hoe hun spel vloeiend doorstroomt van het ene naar het andere. Ik keek er gefascineerd naar. En ik merkte steeds meer dat ik het echt leuk vond, de tijd vergat, kon opgaan in de actie.
Zo leerde ik gaandeweg steeds beter spelen. Niet dat ik het altijd goed doe hoor. Soms ben ik net een bazige oudere zus. “Nee zo maak je geen bus, kijk, het moet zo…” Dan willen ze meteen niet meer knutselen. Soms breng ik te veel emotie met me mee. Als ik achter de keukendeur sta en mijn adem inhoud terwijl zij zoekend door het huis lopen, voel ik de spanning in mijn buik. Best griezelig… Als ze me vinden, geef ik een gil en ik zie dat ze daarvan schrikken. Oei, te veel spanning voor die kleintjes. En soms kan ik het niet laten en klap ik mijn laptop open om eventjes, héél eventjes naar mijn mail te kijken. Meteen komt er protest. En terecht. De kinderen zijn een soort barometer: als ik lekker in mijn vel zit, in het hier en nu kan zijn, met mijn volle aandacht bij het spel, dan zijn het schatten. Als ik me terugtrek in mijn eigen haastwereldje, worden ze lastig.
Laatst deed ik een test op internet: hoe workaholic ben je? Niet, was de uitkomst. Een efficiënte werker, maar niet een werkverslaafde. Dat heb ik mooi aan mijn kleinkinderen te danken.
Lees ook:
- Plus Magazine