Buiten spelen was vroeger de normaalste zaak van de wereld. Op het schoolplein, op straat of op de stoep. Maar met slecht weer vermaakten we ons binnen ook prima. Wat deden we dan ook alweer?
1. Kop en schotel
Vroeger had je niet veel nodig om urenlang zoet te zijn. Aan een oude veter of een bol wol van je moeder had je genoeg. Met je vingers maakte je er de mooiste figuren van: de kop en schotel, de ladder, de Eifeltoren. Het leek wel toveren, maar het waren slimme trucs. Oppakken, draaien, nog een keer doorhalen en hup… daar kwam opeens je kop en schotel tevoorschijn. Fascinerend.
2. Het vlooienspel
In veel huiskamers kwam vroeger het vlooienspel op tafel, een gezelschapsspel voor jong en oud. De opzet was simpel: je moest de felgekleurde fiches in een bak schieten. Dat deed je door met een fiche op de rand van een ander fiche te drukken. Jammer genoeg schoot je fiche dan alle kanten op en maar zelden de goede richting in. Eindeloze zoekpartijen naar de fiches in het hoogpolig tapijt.
Foto: Nationaal Archief
3. Ganzenbord
Hét klassieke gezelschapsspel voor het hele gezin, was het ganzenbordspel. Een bord, een dobbelsteen en een pion die naar het midden geloodst moest worden. Wie op een gans terecht kwam, mocht extra snel verder. Maar wie in de put of in de gevangenis belandde, had flinke pech. Vals spelen kón, dus je moest elkaar héél goed in de gaten houden. Urenlang was je er mee zoet.
4. Pim-pam-pet
Wat was Pim-pam-pet toch leuk en leerzaam! Twee teams, een stapel kaartjes en een geel/groen draaischijfje met de letters van het alfabet. Je gaf het schijfje een flinke zwieper om het lekker lang te laten ratelen: Noem een insect met een S, een stad met een L, een kledingstuk met een R. Spin, Leeuwarden, rok. En hup, door maar weer.
5. Sjoelen
Op hoogtijdagen kwam vroeger de sjoelbak tevoorschijn. Het hele gezin schaarde zich er omheen. Je begon rustig en weloverwogen de schijven naar de vier poorten te schuiven. Tot de derde beurt, als je als een bezetene moest werken om de kluit van vastgelopen schijven nog in beweging te krijgen. Wat je nooit meer vergeet: het gevoel van een houten schijf die zacht deinend récht het goede poortje in gaat. Zonder de zijkant zelfs maar te raken. Klein geluk. Wie weet het nog?