‘Vier dagen heb ik staan huilen om mijn papa en mama’

Door Salo Muller (82) gaat NS schade vergoeden aan nabestaanden Holocaust

Getty Images

De NS gaat ‘uit moreel-ethische overwegingen’ een schadevergoeding uitkeren aan (kinderen van) Holocaustslachtoffers. Salo Muller (82), wiens ouders in 1942 door de NS werden vervoerd naar kamp Westerbork en daarna in Auschwitz werden vergast, voerde bijna drie jaar lang strijd tegen de spoorwegen. Zijn bijzondere verhaal stond in mei dit jaar in Plus Magazine:

Toen zijn ouders werden opgepakt, lieten zijn oom en tante de dan 6-jarige Salo Muller (82) razendsnel onderduiken. Hij verbleef op acht adressen, waarvan alleen het laatste fijn was.

‘Van mijn onbezorgde Amsterdamse leven met papa en mama kwam ik van de ene op de andere dag in een nachtmerrie terecht. Mijn moeder had me die ochtend – 27 november 1942 – naar de kleuterschool gebracht. ‘Tot vanavond en lief zijn hoor’, zei ze. Het zouden de laatste woorden zijn die ik van haar hoorde. Ze is kort daarna opgepakt en naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. Ik werd door de buurman van school gehaald en naar tante Ju en oom Louis gebracht. Mijn vader was ook naar de Hollandsche Schouwburg gegaan; waarschijnlijk met het idee mijn moeder terug te halen. Nog diezelfde avond werd er bij mijn oom en tante op de deur gebonsd. Razzia. Ik werd in een overvalwagen gegooid. Mijn oom en tante ontsprongen de dans omdat mijn nichtje met roodvonk in bed lag. De Duitsers zouden drie weken later terugkomen, maar dat hebben mijn oom en tante uiteraard niet afgewacht. Ze zijn ondergedoken, maar mijn oom heeft mij eerst nog uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg weten te smokkelen. Dat was de verzamelplek voor Joodse kinderen. Vier dagen heb ik daar staan huilen en krijsen om mijn papa en mama.

Getty Images

Toen ik terug was bij mijn oom en tante was ik dolblij, maar de volgende dag moest ik alweer weg: op de kar mee met ‘ome Ko’, de melkboer. Ik was gek van angst. Zo begon mijn tocht langs uiteindelijk acht onderduikadressen, waarvan de laatste drie in Friesland. Ik kwam daar eerst op een boerderij in het dorp Ureterp. Ik kreeg klompen, een overall en een andere naam: Jaap (Japje) Mulder, een neefje uit Limburg. Dat heb ik wel een uur moeten oefenen.

Het was een andere wereld; er was niks daar. Licht kwam van een olielamp, water uit een waterput, warmte van een allesbrander en plassen moest in ’t houten huske op het erf. Ik sliep in de bedstee in de huiskamer. ’s Avonds gingen de deuren dicht met een stoel ervoor. Doodsbang was ik dan. En ik werd er ziek, kreeg astma en eczeem.

Ze bedoelden het goed – en begrijp me niet verkeerd: ik ben ze verschrikkelijk dankbaar. Maar deze mensen waren geen knuffelaars. Ze brachten me nooit naar bed, verjaardagen werden niet gevierd. Er was geen warmte, geen liefde. En ik was altijd alleen. Op een gegeven moment wist ik niet meer hoe ik echt heette, of hoe oud ik was.

Twee keer ben ik nog verhuisd omdat het te gevaarlijk werd, steeds naar een andere boerderij, in dezelfde omstandigheden. Maar het laatste adres was fijn: bij Beppe en Omke, twee lieve oude mensen. Ook daar was niks, maar voor het eerst kreeg ik aandacht en werd ik liefdevol verzorgd. Ik ben daar ruim een jaar geweest. En toen ineens stond tante Ju in de woonkamer.

Ik schrok. Ik herkende haar wel, maar we verstonden elkaar niet; ik sprak inmiddels Fries. Ze wilde me meenemen naar Amsterdam, maar ik wilde bij ‘mijn opa en oma’ blijven. Na een paar weken moest het toch, en al snel was het goed. Ze hebben me als hun zoontje opgenomen. ‘Nu hoef je echt nooit meer weg’, zei tante. ‘Komen mijn papa en mama dan niet meer terug’, vroeg ik. Toen hoorde ik voor het eerst dat ze dood waren. Ze zijn vermoord in Auschwitz.

Ik was er kapot van, maar in mijn oom en tante kreeg ik hele lieve tweede ouders, en in mijn nichtje een zusje. Mede daardoor ben ik uiteindelijk helemaal goed terechtgekomen – al ben ik mijn hele leven bang in het donker gebleven en ziek van heimwee als ik lang van huis ben.”

Getty Images

Foto onderschriften, foto 1 (rechts in tekst): "Deze foto is gemaakt op de lagere school, na de oorlog. Ik was toen een jaar of 12."
Foto 2 (onder tekst): "Als 3-jarige met mijn ouders op het strand van Scheveningen."