Mijn verhaal: Nog een kind erbij?

'Ik wist meteen dat ik het niet kon'

Getty Images

Onze tweede zoon was een huilbaby. Hij sliep nauwelijks, we sjouwden hele nachten met hem rond. Ik probeerde van alles om erachter te komen wat hij mankeerde, ook in het alternatieve circuit.

Maar hij blééf huilen, maandenlang. Mijn man en ik waren radeloos en doodop. En toen bleek, tot mijn grote schrik, dat ik opnieuw zwanger was. Ik wist meteen dat ik het niet kon, nóg een kind erbij. Het was al moeilijk genoeg om onze driejarige oudste zoon voldoende aandacht te geven. En stel dat dit opnieuw een huilbaby zou worden? Ik zag niet hoe we dat aan zouden kunnen. Wilde ik dan een abortus? Nee, ook niet. Dit was ons kind, ontstaan uit liefde. Ik was ­helemaal de kluts kwijt. We gingen vol twijfels naar de ­huisarts, die ons meteen doorstuurde naar een gynaecologe in het zieken­huis. Zij zag het verdriet en gaf ons zo lang mogelijk de tijd om een knoop door te hakken. Mijn man liet het uiteindelijk aan mij over. Dat vond ik best zwaar. De verantwoordelijkheid lag helemaal op mijn schouders.

Op het allerlaatste ­moment heb ik mijn gevoel uitgeschakeld en ­gekozen voor mijn verstand. Na veertien ­weken eindigde mijn zwangerschap op de operatie­tafel van het ­ziekenhuis. Maanden later drong pas echt tot me door wat er was gebeurd: ik had ons kind laten weghalen. Het had geleefd, alles zat er al op en aan. Ik had het gevoel dat ik iemand had ­vermoord. En wat ik het ergste vond, was dat ik geen idee had wat er met het ­embryo was gebeurd. ­Weggegooid, samen met ander ­ziekenhuisafval? ­Verbrand? Gebruikt voor ­onderzoek? Ik kreeg allerlei horror­beelden in mijn hoofd – en die heb ik nog steeds.

Niemand heeft met mij ­gesproken over het weefsel dat uit mij is ­gehaald. Het verdween gewoon. ­Misschien had ik er destijds beter over na moeten denken, maar ik was zo in de war dat het niet in me ­opkwam om iets te vragen. Er was ook geen enkele vorm van nazorg; ik ging naar huis en dat was dat.
Onze tweede zoon bleek uiteindelijk een allergie te hebben. Daarna kwam er meer rust. Vijf jaar na de abortus hebben we alsnog een derde kind gekregen, een meisje. Daar was ik zo blij mee!

Toch knaagt er nog steeds iets in mij. Ik kan onmogelijk de enige vrouw zijn die rondloopt met vragen over haar abortus. Het onderwerp is bij mij ook weer aangewakkerd doordat er sinds kort een register bestaat voor ­doodgeboren kinderen. Dat is een prachtig initiatief.
Daarmee zeg ik niet dat er ook ­zoiets zou moeten komen voor ­afgebroken ­zwangerschappen, maar betere ­informatie over wat er gebeurt met het weggenomen weefsel zou veel leed kunnen wegnemen. In ieder geval bij mij.”

Bron 
  • PlusMagazine