Met behulp van radiofrequentieablatie kan een hartritmestoornis worden behandeld.
Het hart is een spier die zich ons leven lang onophoudelijk ritmisch samentrekt en weer ontspant. Elke hartslag wordt gestimuleerd door een elektrisch signaal dat in het geleidingsstelsel van het hart wordt opgewekt. Een normale hartslag herhaalt zich 60 tot 100 keer per minuut.
Bij een normale hartslag gaat het hartsignaal volgens een bepaalde route door het hart. Het signaal begint in de sinoatriale knoop, afgekort SA-knoop, die zich in de rechterboezem bevindt. De SA-knoop stimuleert de boezem zich samen te trekken, waardoor bloed in de hartkamers wordt gestuwd. Het elektrische signaal gaat dan via de atrioventriculaire knoop, afgekort AV-knoop, de hartkamers binnen. Door het signaal trekken de kamers zich samen, en daardoor wordt het bloed naar de longen en de rest van het lichaam gepompt.
Soms gaat het hart door een storing van het geleidingsstelsel te snel of te langzaam kloppen, of onregelmatig. Met behulp van radiofrequentieablatie (weefselverwijdering) kan zo'n hartritmestoornis (aritmie) worden behandeld.
Voordat een ablatiebehandeling wordt uitgevoerd, wordt het hart eerst elektrofysiologisch onderzocht om precies uit te vinden waar in het hart de behandeling moet plaatsvinden. Bij de ablatiebehandeling wordt in een slagader van het been een katheter ingebracht, die via de slagader naar het hart wordt geleid. Nadat de katheter de beoogde plek in het hart heeft bereikt, wordt vanuit de elektroden op de punt van de katheter een radio-energiesignaal afgegeven. Deze energie verhit en vernietigt het hartweefsel dat de ritmeafwijkingen veroorzaakt. Meestal herstelt zich het normale hartritme na een ablatiebehandeling. Maar het kan gebeuren dat de patiënt dan nog medicijnen of een pacemaker nodig heeft.
Deze operatie kan verschillende complicaties met zich meebrengen, die vooraf met de dokter moeten worden besproken.